Iedere zondag vieren we in onze kerk. Dat doen we met een Eucharistieviering of met een Dienst van Schrift en Gebed, behalve op de 4e zondagen van de maand in de periode tussen pinksteren en de 1e Advent. Dan is er geen viering in onze kerk.
Om toch wat inspiratie mee te geven in de aanloop naar een zondag waar geen viering is in onze kerk ontvangt u een tekst ter inspiratie. Wij hopen dat u op deze manier iets van de zondag kunt vieren (en wellicht viert u deze zondag online mee met de viering in de kathedraal).
De tekst is deze keer geschreven door lector Herman Ueffing
Een goede en gezegende zondag gewenst en met hartelijke groet,
uw pastores
Evangelielezing (Mattheus 20, 1 – 16)
In die dagen zei Jezus:
Het is met het koninkrijk van de hemel als met een landheer die er bij het ochtendgloren op uit trok om dagloners voor zijn wijngaard te zoeken. Nadat hij met de arbeiders een dagloon van één denarie overeengekomen was, stuurde hij hen naar zijn wijngaard. Drie uur later trok hij er opnieuw op uit, en toen hij anderen werkloos op het marktplein zag staan, zei hij ook tegen hen: “Gaan jullie ook maar naar mijn wijngaard, de betaling zal rechtvaardig zijn.” En ze gingen erheen. Rond het middaguur ging hij er nogmaals op uit, en drie uur later weer, en handelde als tevoren. Toen hij tegen het einde van de dag nog eens op weg ging, trof hij een groepje dat er nog steeds stond. Hij vroeg hun: “Waarom staan jullie hier de hele dag zonder werk?” “Niemand heeft ons ingehuurd,” antwoordden ze. Hij zei hun: “Gaan jullie ook maar naar de wijngaard.” Toen de avond gevallen was, zei de heer van de wijngaard tegen zijn rentmeester: “Roep de arbeiders bij je en betaal hun het loon uit. Begin daarbij met de laatsten en eindig met de eersten.” En zij die er vanaf het einde van de dag waren, kwamen naar voren en kregen ieder een denarie. En toen zij die als eersten waren gekomen naar voren stapten, dachten ze dat zij wel meer zouden krijgen. Maar ook zij kregen ieder die ene denarie. Toen ze het geld hadden aangenomen, gingen ze bij de landheer hun beklag doen: “Die laatsten hebben één uur gewerkt en u behandelt hen zoals u ons behandelt, terwijl wij het onder de brandende zon de hele dag hebben volgehouden.” Hij antwoordde een van hen: “Vriend, ik behandel je toch niet onrechtvaardig? Je hebt toch ingestemd met het loon van één denarie? Neem wat je toekomt en ga. Ik wil aan die laatsten hetzelfde geven als aan jou. Of mag ik met mijn geld niet doen wat ik wil? Ben je jaloers omdat ik goed ben?” Zo zullen de laatsten de eersten zijn en de eersten de laatsten.’
Overweging
Dit evangeliegedeelte is ook wel bekend onder de titel van “De werkers van het elfde uur”. Jezus vertelt een gelijkenis over het koninkrijk van de hemel. In dat koninkrijk gaat het er kennelijk anders aan toe dan in de realiteit van alledag, zoals het ook in onze tijd er helemaal anders aan toe gaat met de economie, of anders gezegd met “hoe je aan je inkomen komt”! Dan gaat het om werken voor zo en zoveel euro per uur. In deze dagen vóór de parlementsverkiezingen van 22 november gaat het vooral om de verhoging van het minimum uurloon. De bestaanszekerheid is daarbij in het geding. Hoe anders gaat het toe in het koninkrijk van de hemel: daar is geen sprake van welk loon voor werken nou wel of niet rechtvaardig is, maar daar krijgt iedereen naar behoren, of anders gezegd naar de maat die iemand nodig heeft om te kunnen bestaan. En bestaan houdt in: kunnen wonen en werken, onderwijs krijgen, zich kleden en genoeg te eten hebben. Ieder het zijne en hare, en kinderen vooral wat zij allereerst nodig hebben: een liefdevolle opvoeding, aandacht en zorg. – Dát is de boodschap van Jezus als hij het Koninkrijk van God verkondigt: het komt naderbij wanneer mensen zover zijn, dat zij de goederen van deze wereld – verkregen met hard werken, met uitvinden op allerlei terrein – dat dit alles ten goede komt aan de gehele mensengemeenschap; dat is een gigantische klus om alles rechtvaardig met elkaar te delen, zodat er niet meer door woekerwinsten ‘gestolen’ wordt van wat de gemeenschap toebehoort. De wereld en alles wat de wereld ons geeft, is er voor álle mensen, maar ook voor alles wat leeft en geëerbiedigd moet worden: dieren, bomen, planten. En dan komen we bij de crisesgebieden van de te grote opwarming van de aarde, met alle gevolgen van dien zoals droogte en overstromingen, orkanen en smelten van de pool-ijskappen …Géén koninkrijk van God, maar een doemscenario, zoals mensen vandaag wel eens verzuchten: ‘we gaan – als we zo door gaan – met z’n allen naar de verdoemenis, naar de hel!… Dan zijn er geen ‘laatsten’ meer en geen ‘eersten’…! Maar, goddank, zo erg is het gelukkig nog lang niet en komt ook nooit, hoop ik! – Er zijn ook al flinke stappen gezet richting het koninkrijk van de hemelen: overal waar mensen ‘goed’ zijn voor elkaar, zoals de heer van de wijngaard dat was voor die werkelozen, zo hebben wij ‘sociale voorzieningen’ in ons land, die nog lang niet overal op de wereld praktijk zijn: voor uitkeringsgerechtigden, uitbetaling bij ziekte, bij arbeidsongeschiktheid en lichamelijke en mentale beperkingen. Samen de schouders eronder, en van de sterkste schouders wordt dan wat meer gevraagd. – Kijk eens naar onszelf. Hoe sta ik hier in? Waar mag ik op vertrouwen? Wie mogen op mij vertrouwen? Waarvoor en voor wie weet én voel ik mij verantwoordelijk? En dan komt onherroepelijk ook de vraag: waar doe ik het allemaal voor? Wat is de zin van alles? Wat is de zin van mijn leven? Wat maakt gelukkig? – En dan denk ik aan die landheer, die ook aan de werker van het elfder uur evenveel gunt als die van het eerste uur. Dan denk ik aan de mogelijkheid, om goed uit te leggen aan elkaar – in dialoog en respect voor elkaar – waarom het goed en belangrijk is om samen te delen, om de ander te geven wat hij/zij nodig heeft. Wat maakt gelukkig en geeft zin aan het bestaan? Wanneer je ‘goed’ doet, goed kunt zijn voor je naaste, waarbij ‘warme gevoelens’, ‘ontroering’ door goedheid wordt ervaren, er vriendschap wordt beleefd, dankbaarheid wordt geuit. Moge het grote compassie-betoon en de vrijgevigheid en grensoverschrijdende goedheid bij de rampen in Marokko en Libië doorwerken overal waar mensen een beroep doen op elkaar, opdat Gods koninkrijk meer en meer nabij mag komen. En oorlogen voor altijd niet meer bestaan, maar zijn afgeschaft.
Gebed om mijn plaats te mogen kennen
Maak mij vrij, God, om vrijmoedig te staan
op de plaats die het leven mij geeft:
hier waar mijn voetstappen staan en ik mijn stappen zet;
waar ik leef en werk en aan het leven lijd,
waar ik mijn plezier vind en omga met anderen,
waar mijn uitdagingen liggen en tekorten;
waar ik me inzet voor het goede.
Laat mij trouw zijn aan die plek om in alles mijzelf te zijn,
of te worden die ik ben.
Geef mij bescheidenheid die mij mijn plaats doet kennen,
zodat ik niet over mijzelf heen reik,
anderen voorbij ga of mij verlaag mensen opzij te zetten.
‘Jij doorgrondt en Jij kent mij,
Jij weet van mijn zitten, mijn opstaan…
Al mijn wegen zijn Jou vertrouwd’. (Psalm 139, 1-3)